HET VERHAAL

De Prinses van het Hart

In 1074, op de kop af 111 jaar voordat Den Bosch wordt gesticht, strijkt een rode gloed over het moerasland waarin Dommel, Aa en Dieze samenkomen. De weinige stervelingen die dit rode licht durven te naderen, zwijgen naderhand over wat zij hebben aanschouwd. Maar hun ogen zijn zachter dan ooit tevoren. Bovendien lijken ze ingewijd in een wonderlijke gebarentaal. Als zij – die in het moeras voortaan De Zieners worden genoemd – elkaar ontmoeten, leggen ze hun rechterhand op hun hart. Vervolgens bedekken ze die met hun linkerhand, waarna ze hun armen met een glimlach naar de wereld reiken. Ja, alsof ze hun hart aan de wereld schenken.

Op een mistige dag in 1196, als de stad elf jaar bestaat, verdwaalt een meisje op de drassige gronden ten zuiden van Den Bosch. Tien dagen lang zoeken haar ouders tevergeefs. Maar bij het krieken van de elfde dag verschijnt het verloren kind. Ze oogt als een prinses, draagt imponerende kleren en haar ogen lijken plooiend fluweel. In haar handen draagt ze een vlammend rood kistje. Het lijkt in brand te staan. Maar het verkoolt niet. Het meisje vertelt dat ze de dood nabij was. Totdat de rode gloed, waarover zovelen al jaren spreken, toenam in kracht. Boven de moerassen zag het meisje een dansend hart. Groot, rood en bonkend. En het hart sprak: “Pak me vast. Ik zal je de weg wijzen. Alles komt goed. Volg me, als je me vertrouwt.” Zo gidste het hart het verloren meisje uit het moeras.

Toen ze vaste grond onder de voeten kregen, zei het hart: “Ik heb een opdracht. Op 6 maart 2011 zul je die uitvoeren. En jij bent uitverkoren. Als de Prinses van het

Hart zul je mij helpen. Tot die tijd moet je wachten. Sterven zul je niet – daar zorg ik voor. Maar je moet me wel verbergen. Want ik heb tegenstanders. Mensen die individualiteit en eigenbelang hoger aanslaan dan saamhorigheid. Ze zullen in aantal groeien.” Het meisje verstopte het kistje met het hart op de plek waar nu het Hellegat ligt. “Heb geduld”, fluisterde het hart bij het afscheid. Toen keerde het meisje zich om.

Eeuwen gingen voorbij. Het Hellegat kleurde soms rood, maar niemand kon dat mysterieuze verschijnsel verklaren. Den Bosch groeide. Er was voorspoed. Toch mopperden veel mensen. Er was chagrijn. Bozigheid. Zelfzucht. En afgunst.

Eind februari 2011 zal de Prinses van het Hart op een nacht wakker worden. Een stem zal haar slaapkamer vullen. De stem van het verborgen hart. “Kom me halen”, zal het klinken. “Breng me terug naar de wereld, want ik ben hart nodig. Draag me, bewaak me en toon me aan het volk in de drie dagen voor Aswoensdag. Voed me met liefde die je op je weg tegenkomt en breng me om 00.00 uur in de nacht dat Aswoensdag aanbreekt weer terug. Anders breek ik.”

De Prinses aarzelde geen moment. Ze roeide naar het Hellegat, waar het kistje geduldig wachtte. Zo geschiedde: na ruim 825 jaar keerde het hart weer terug onder de Bosschenaren, van wie velen het hart zo hevig misten. Wie dit Hart der Harten ziet of aanraakt, zal liefde, warmte, vergiffenis en troost voelen.